Ik zag afgelopen weekend een Belgische film naar een boek van Ernest Claes – De Witte – en plotseling besefte ik, waar de sport vandaan komt. Van de oude Grieken zou je denken en de Romeinen hadden ook iets met spelen en brood, maar daarna is er, op wat gehol met paarden waarop blikken ruiters met een lans na, eeuwen lang niet serieus meer aan sport gedaan. Maar goed, in die film, daterende uit de jaren twintig, werd veel op het land geploeterd. Noeste arbeid op koppige klei, zwoegen met primitieve werktuigen, hier en daar een trekpaard, maar overigens veel bukken, rapen, gooien, duwen, sjouwen en zo meer. Men was, zelfs in de film, evident uitgeput na een dag afzien in het veld en op de boerderij. Vervolgens at men stevige kost, iets met spek, bonen, dunne soep en gore kool.
Afgezien van dat laatste, dat denkelijk de juist verkregen conditie voor een belangrijk deel teniet deed – wat wist met in die tijd van de schijf van vijf, voedzame gelletjes en uitgebalanceerde isotone dranken – stak men overigens in een uitstekende conditie. Genoemd eten en een overdadig nuttigen van zelf gestookte soort van jenever, maakte dat bedoelde landarbeiders reeds na hun veertigste aan de verkeerde kant van de grasmat lagen, maar enfin. Onze voorouders werkten zich in het zweet, zoveel is duidelijk.
Thans zijn wij gedevalueerd tot verlengstukken van een laptop en weten we van Boer zoekt Vrouw dat de romantiek slechts (en zelfs dat dikwijls niet) in de sponde te vinden is, want dankzij de mechanisatie dopt de boer zuignappen op koeientepels en bestaat de landarbeid uit het zitten in een luxe trekker, waarin dankzij airco, verwarming en luide muziek het boeren is verworden tot het bedienen van een reeks apparaten.
Nu komt de pointe: vandaar de sport. Wij willen weer voelen hoe het is om buiten (binnensport is Ersatz) bergen werk te verzetten. Stoempen op een fiets, hollen tegen de wind, zwoegen in een krachthonk (vooruit, ook de boer deed wel eens binnenwerk), roeien tot je groen ziet – zoals in Giethoorn al eeuwen lang. We zijn op zoek naar lichamelijke arbeid, terwijl het land ons niet meer biedt dan wat ledig vermaak tijdens het wandelen of fietsen: natuurschoon, zijnde een stukje bos ter grootte van een krant, een heuvel met wat villaatjes ertegen. Daar is niets mis mee, maar er zit geen uitdaging in. Tenzij wij er hindernissen plaatsen, met modder spuiten, een parcours bouwen. Daar jagen we dan mensen over en doorheen: buitenspelen voor volwassenen. Net als vroeger: op weg naar het land, waar vroeger sloot, woeste grond en modderig pad de weg naar het nog niet verkavelde land een hele onderneming maakte.
Zo ging het dus en zo willen wij het thans ook. Grappig, dat zware fysieke arbeid in onze genen zit. Ergens verborgen in al dat lillende vlees.
Erik Endlich
foto: Piebe (En de boer hij ploegde voort)