De dochter gaat in maart een marathon lopen in Barcelona. Ze vroeg of ik mee wilde – om aan te moedigen. Het moet een fraaie stad zijn, maar aanmoedigen is ontmoedigend saai. Je staat immers aan de kant geconcentreerd naar een horde voorbij ijlende lieden te kijken in de hoop de enigszins ondermaatse dochter in de kluwen te ontwaren. Dan gil je iets van: 'Goed zo meid, dóórgaan, ziet er goed uit, huphup, houd vol, zet ‘m op!' – en weg is het kind, nog min of meer blij zwaaiend, opgaand in de massa en haar pas veel later uitgewoond ...