Zondag 5 mei 2024
Twentesport

Habsburgse hel (en hemel)

Geplaatst op 7 september 2020 door   ·   1 Reactie

Wielrennen is misschien wel de mooiste sport, maar dan bedoel ik wielrennen in de zin van rijden en niet van racen. Als toeschouwer bij de rondjes om de kerk bewaar ik goede herinneringen. In mijn jeugd aan de hand van mijn vader naar allerlei kermiskoersen, later in de auto met Willem Neeskens en Harry Nijhuis, beiden ondertussen bij de hemelse koers betrokken, naar wedstrijden elders in het land.

Zelf ben ik dus een kijkfietser. Ik wil de omgeving zien, de bomen, de huizen, de boer die het land beploegt, de buizerd die het luchtruim kiest, een wolk als speelbal aan de Ruysdaelhemel. Ik wil ook gewoon stoppen om geluk te drinken, genot te voelen, een kop koffie te gebruiken of een glas bier te drinken en een aangename sigaar te testen.

Als ik op de laptop naar de Tour de France kijk, doe ik er vaak iets bij, meestal in verhalende vorm. Ik vind lange klimritten de moeite waard, maar de bijbehorende afdalingen zijn me een gruwel, want in mijn gedachten dondert er één in een enorm ravijn, zonder pontiac. Ik kan eigenlijk niet kijken naar die renners die zich op kronkelweggetjes op helse wijze langs afzichtelijke ravijnen katapulteren. Ik krijg er overal uitslag van en weeïgheid in de schaamstreek.

In het najaar van 1989 fietste ik met een stel even-gekken van de Tourclub Rijssen vanuit de Reggestad in acht dagen eerst door een glooiend Duitsland en daarna in het spoor van de Habsburgers, dwars door Praag, Wenen en Boedapest. Een tocht van 1.648 kilometer. Gemiddeld dus dik 200 kilometer per dag. Met echte wielrenners, onder wie Tonny en Hans ter Beest, Wout Klink, Jelle Vos, Jan Bakker, Jan Tijhuis en Egbert Beunk. De meesten hunner lieten zich na aankomst in het logement voor de overnachting masseren, gebruikten een sportmaaltijd gingen even rusten, smeerden zich in met zalven en oliën en togen vervolgens vroeg naar bed. Met enkelen, onder wie Jan Bakker, ging ik het dorp of de stad en derzelfer schenkhuizen nog even verkennen en daarna moest ik, als ook Jan Bakker ging slapen, voor de krant nog een verhaal schrijven.

Het was nog de tijd dat de communicatie moeizaam verliep, dus des nachts schreef ik en des ochtends moest ik dat doorbellen naar Hengelo, waar het op een band werd opgenomen, alles naar de maatstaven van nu zeer provisorisch, en vervolgens uitgetikt en ter perse geloodst.

Zelf klom ik ook liever dan dat ik daalde. Dat is zwak uitgedrukt, want ik stond in zo’n afdaling doodsangsten uit en vroeg me steeds waarom ik me in vredesnaam had laten overhalen aan deze helse heksentoer deel te nemen. Ik dacht er steeds aan dat een kleine stuurfout, een steentje of een takje op het zinderende asfalt genoeg zou zijn om in een vreselijk diepte te storten. In vrgelijking met mij is de Tartaarse renner Ilnoer Azatovitsj Zakarin is een Tataarse een topdaler…

Om alles zoveel mogelijk onder controle te krijgen liet ik me bij wijze van spreken bij de eerste de beste verkeersdrempel al afzakken tot ik de spreekwoordelijke rode lantaarn droeg. Dan kon ik mijn eigen tempo bepalen en had niemand last van mijn dreuteltempo. En desondanks keek ik in gapende dieptes en voelde de weke delen opspelen. Dat gevoel kreeg ik vandaag weer toen ik renners met gevaar voor eigen leven over bochtige weggetjes langs ravijnen zag slalommen.

Han Pape

Delen is sportief

Reacties (1)

  1. […] Een artikel in Twentesport waarin ondermeer wordt verwezen naar een TCR tocht uit het ¨verre verleden¨ […]




Archief